Grondwettelijk hof maakt hervorming van taks op vzw’s noodzakelijk

Terug naar het overzicht

10 augustus 2020

Grondwet­telijk hof maakt her­vorm­ing van taks op vzw’s noodzakelijk

Het Grondwet­telijk Hof oordeelde begin van dit jaar dat de vri­jstelling van de vzw-taks op buiten­landse onroerende goed­eren juridisch niet te ver­ant­wo­or­den valt. De zaak betre­ft de vroegere wet­gev­ing maar de vri­jstelling voor buiten­landse onroerende goed­eren bestaat ook van­daag nog. Een wetswi­jzig­ing lijkt onontkoombaar.

Taks tot ver­goed­ing van de successierechten

De taks tot ver­goed­ing van de suc­cessierecht­en, want zo heet de vzw-taks offi­cieel, dateert van 1921. De taks werd ingevo­erd samen met het juridisch kad­er voor vzw’s. Het is een zui­v­ere ver­mo­gens­be­last­ing: de vzw onder­gaat een heff­ing van (momenteel) 0,17% van het vermogen.

De inven­tiviteit van de fis­cale wet­gev­er scheerde ook in 1921 al hoge top­pen: als goed­eren in han­den van privé-per­so­n­en zijn, dan staat het vast dat deze goed­eren vroeg of laat via suc­cessie zullen overge­dra­gen wor­den. Omdat een vzw rechtsper­soon­lijkheid heeft, komen de goed­eren die zij bezit­ten nooit meer in aan­merk­ing voor suc­cessie en ontsnap­pen zij dus aan de heff­ing van de suc­cessierecht­en. Om dit te com­penseren voerde de wet­gev­er dus een belast­ing in “tot ver­goed­ing” of ter com­pen­satie van de successierechten.

Tal van vzw’s zijn vri­jgesteld met als voor­naam­ste cat­e­gorie, de “kleine” vzw’s. Dat zijn dan verenigin­gen waar­van de waarde van het geheel der bezit­tin­gen min­der bedraagt dan 25.000 euro. Andere vri­jgestelde vzw’s zijn onder meer de instellin­gen voor bedri­jf­spen­sioen­voorzienin­gen en vzw’s die school­ge­bouwen beheren.

In principe wordt de taks geheven op het totaal van alle bezit­tin­gen. Ook daar zijn enkele vri­jstellin­gen voorzien zoals de nog ver­schuldigde inter­esten en huurgelden. Onroerende goed­eren zijn ook onder­wor­pen aan de taks … op voor­waarde dat ze in Bel­gië gele­gen zijn. Buiten­landse onroerende goed­eren zijn vrijgesteld.

Ongrondwet­telijk onderscheid

Het Grondwet­telijk Hof moest begin 2020 oorde­len over een zaak die in 1999 ges­tart was. Ze heeft daarom betrekking op de “oude” wet­gev­ing. In 2002 wer­den de bepalin­gen her­schreven maar dat maakt niet zo veel ver­schil. Ook onder de nieuwe wet­gev­ing is er een uit­drukke­lijke vri­jstelling voor buiten­landse onroerende goederen.

We gri­jpen even terug naar onze anek­dote van hier­boven: de taks is een com­pen­satie voor suc­cessierecht­en. De suc­cessierecht­en bij het over­li­j­den van een natu­urlijke per­soon, wor­den wel zon­der onder­scheid geheven op het volledig ver­mo­gen van de overledene. Roerend of onroerend, in Bel­gië of in het buiten­land: alles is onder­wor­pen aan de Bel­gis­che en onder­tussen gewest­elijke belast­ing op nalaten­schap­pen. Waarom dan niet de taks “ter ver­goed­ing” van die successierechten?

De regering opperde nog als tege­nar­gu­ment dat vzw’s slechts zelden buiten­landse onroerende goed­eren bezit­ten om hun maatschap­pelijk doel hier in Bel­gië te ver­wezen­lijken. Dat argu­ment had miss­chien enige rel­e­vantie in 1921 maar 99 jaar lat­er zijn er ook voor vzw’s amper nog lands­gren­zen en gaan Bel­gis­che vzw’s ook veel gemakke­lijk­er inter­na­tion­aal aan de slag.
Een ander argu­ment van de regering was dat het sop de kool niet waard was: de con­t­role op buiten­landse bezit­tin­gen zou te veel inspan­ning ver­gen voor wat de taks op die buiten­landse onroerende goed­eren zou kun­nen opbren­gen. Maar ook dat argu­ment houdt geen stand voor het Grondwet­telijk Hof omdat het onvol­doende gedoc­u­menteerd wordt.

Weer een dis­crim­i­natie weggewerkt?

Ja … maar miss­chien is dat niet zo’n goed nieuws voor de vzw’s. Als de wet­gev­er de wet­gev­ing aan­past, en dat kan vri­jwel niet anders met dit arrest, dan lijkt de meest voor de hand liggende reac­tie die van het ver­wi­jderen van de vri­jstelling.
De regering heeft momenteel nog wel andere zak­en aan het hoofd maar de kans is toch klein dat een Bel­gis­che regering deze “van hoger­hand opgelegde” belast­ingver­hoging laat passeren.