De vennootschap met appartement aan zee

Terug naar het overzicht

29 maart 2020

De ven­nootschap met apparte­ment aan zee

Het bli­jft een moeil­ijk ver­haal: het apparte­ment aan zee op naam van uw ven­nootschap. De fis­cus staat uit­er­aard zeer weig­er­achtig tegen­over dat soort con­struc­ties. Niet zelden komt de dis­cussie tot voor een recht­bank of hof. Maar ook daar staan de neuzen niet alle­maal in dezelfde richting.

De ven­nootschap

Het aan­schaf­fen van een won­ing via een ven­nootschap heeft enkele duidelijke voorde­len. Het voor­naam­ste voordeel is uit­er­aard het feit dat de kosten en afschri­jvin­gen ver­bon­den aan het gebouw aftrek­bare beroep­skosten zijn.
Als de betrokken ven­nootschap een werkven­nootschap is die op zichzelf belast­bare inkom­sten heeft, zal hier­door de belast­bare basis van de ven­nootschap verminderen.

De fis­cus

Als zo’n aan­schaf vol­strekt kun­st­matig is en de bewon­er van de won­ing (lees de bedri­jf­slei­der van de ven­nootschap) hier­voor niets in ruil moet doen, dan is het voor de fis­cus duidelijk dat er sprake is van mis­bruik en zullen zij niet aarze­len om de aftrek van de kosten te verwerpen.

Tweede verbli­jf als loon

Het hoof­dar­gu­ment dat door belast­ing­plichti­gen vee­lal wordt uit­ge­speeld om toch aftrek te kri­j­gen van de kosten is dat het tweede verbli­jf (of enig ander voordeel waarop dezelfde regels toepass­ing vin­den) ter beschikking gesteld wor­den omwille van de arbei­d­spresta­ties die door de genieter/​bedrijfsleider wor­den ver­richt. Met andere woor­den: het is loon. En loon is aftrekbaar.

Het min­ste wat er dus moet gebeuren is dat de bedri­jf­slei­der op een voordeel van alle aard wordt belast. Vol­gens de min­is­ter van Finan­ciën moet er daar­bij ook effec­tief aange­toond wor­den dat dit voordeel een ver­goed­ing is voor werke­lijke presta­ties. Dat bewi­js moet geleverd wor­den door de belastingplichtige.

Deze “bijkomende” voor­waarde betekent meteen ook dat het gevaar bestaat dat de bedri­jf­slei­der belast wordt op een voordeel van alle aard maar dat de fis­cus toch de aftrek weigert van de kosten ver­bon­den aan de won­ing. Het ene is immers niet 100% gekop­peld aan het andere.

Verdeelde recht­spraak

Met deze dis­cussie naar de recht­bank stap­pen lijkt miss­chien een goed idee maar geen garantie voor uw gelijk.

De hov­en van beroep van Gent en Antwer­pen vol­gden in 2019 de redener­ing van de belast­ing­plichtige: in bei­de gevallen ging het om een apparte­ment aan zee. Niet alleen kon­den de belast­ing­plichti­gen aan­to­nen dat de bedri­jf­slei­der die de won­ing ter beschikking kreeg, hier­voor a) belast werd op een voordeel van alle aard en b) dit voordeel werd toegek­end in ruil voor werke­lijke presta­ties.
Boven­di­en toonde de belast­ing­plichtige in bei­de gevallen aan dat er sprake was van een toe­name van de waarde van het pand zodat op ter­mi­jn de ven­nootschap een meer­waarde zou realis­eren. Meer­waarde die in die ven­nootschap onder­wor­pen zou wor­den aan vennootschapsbelasting.

Het hof van beroep van Luik oordeelde (ook in 2019) in een ander geval tegen de belast­ing­plichtige. Miss­chien had de ven­nootschap (medis­che radi­olo­gie) wel enkele ele­men­taire ele­menten uit het oog ver­loren: de ven­nootschap had geen voordeel van alle aard aan­gerek­end en ze kon ook niet echt aan­to­nen dat er sprake was van een beleg­ging in onroerend goed die op ter­mi­jn een belast­baar inkomen kon oplev­eren. Omwille van het feit dat de ven­nootschap daar­naast nog enkele andere privé-uit­gaven van de bedri­jf­slei­der ten laste had genomen, vroeg én kreeg de belastin­gad­min­is­tratie een belast­ingver­hoging van 50%.

Een tweede verbli­jf in een ven­nootschap is geen walk in the park’…